Tips voor begrijpend lezen met je deelnemer
1. Zoek een geschikte tekst uit voor je deelnemer(s):
- Kies een tekst die interessant is voor je deelnemer.
- Let op de lengte en niveau van de tekst. Dit moet passen bij het niveau van je deelnemer.
2. VOORDAT je de tekst gaat voorlezen:
- Vraag je aan je deelnemer(s) waar de tekst over zou kunnen gaan als ze kijken naar de titel en de foto.
- Leg je belangrijke moeilijke woorden uit de tekst vast uit voordat je gaat lezen.
3. ZELF de tekst voorlezen!
- Een langere tekst in stukken verdelen en na elke alinea stoppen en bespreken waar het over gaat.
- Laat je cursist stil meelezen en de woorden onderstrepen die hij niet kent. Als dat er veel zijn, is de tekst te moeilijk of niet goed ingeleid.
- Bespreek de onderstreepte moeilijke woorden: eerst de cursist vragen of hij zelf kan bedenken wat het woord zou kunnen betekenen; herkent hij misschien een deel van het woord? (Langere woorden in stukjes hakken)
4. Lees de tekst (of deel van de tekst) ZELF nog een keer voor.
- Vraag je deelnemer(s) waar de tekst over gaat.
- Je kunt de tekst als kapstok gebruiken om verder in gesprek te gaan over het onderwerp met je deelnemer(s).
- Stel controle vragen om te kijken of de tekst goed begrepen is.
Het is niet de bedoeling om je deelnemer(s) leesbeurten te geven om de tekst hardop voor te lezen. Als je hardop laat voorlezen gaat alle aandacht naar het goed uitspreken van de woorden en is er minder aandacht voor wat er staat. Je oefent dan het zg. technisch lezen, terwijl je juist tekstbegrip en uitbreiding woordenschat wil oefenen.
Als iemand heel graag zelf hardop wil lezen, doe dat dan pas nadat de hele tekst besproken is en iemand alles goed begrepen heeft.