Post | juni 2024 | Nieuws | 3 min lezen

Extra inspiratieles voor taalvrijwilligers

Terwijl de meeste mensen het journaal kijken, de vaatwasser aanzetten of de tuin begieten, zit een clubje fanatieke taalvrijwilligers op maandagavond in de lesruimte van Vrijwilligerspunt Westfriesland. Ze volgen een workshop bij coördinator Nini Viëtor van Taalhuis Westfriesland, onderdeel van Vrijwilligerspunt, om de taalondersteuning voor anderstaligen nog creatiever en leuker te maken. ‘Hoe taalvaardiger je zelf bent, hoe lastiger het kan zijn om heel eenvoudig te praten.’


Taal leer je niet uit een boek of in een klaslokaal, maar door te luisteren en te praten. Daar gaat de inspiratieles over: hoe krijg je nieuwkomers die nog niet zo goed Nederlands spreken zover dat ze in gesprek gaan met collega’s, de medewerkers van de supermarkt of andere ouders op het schoolplein? Met kleine opdrachten, slim opgebouwd zodat iedereen, maakt niet uit hoe goed hun Nederlands is, eraan kan meedoen. ‘Begin met in kaart brengen van de wensen van de deelnemers’,’ adviseert Nini. In de workshop van vanavond zitten twaalf vrijwilligers, toevallig allemaal vrouwen. Sommige vrijwilligers begeleiden één persoon, elke week een uurtje, anderen werken met een groepje leerlingen. ‘Welke situaties in hun dagelijks leven willen ze graag in het Nederlands oefenen? Een speelafspraak voor je kind maken op het schoolplein, een telefoontje naar de woningbouwvereniging of gewoon op straat vragen hoe laat het is. Alles is mogelijk als het maar aansluit bij de deelnemer.’

 

Heel gemotiveerd

Francis geeft al langer taalondersteuning, maar nog niet zo lang in de bibliotheek in Hoorn. Samen met andere vrijwilligers begeleidt ze daar het Taalcafé, waar anderstaligen binnen kunnen lopen. ‘We geven altijd wat uitleg over onze taal, bijvoorbeeld over de voorzetsels. Daarna hebben we in een spelvorm wat opdrachten, zodat mensen meteen kunnen oefenen.’ Het valt haar op hoe gedreven mensen zijn die meedoen. ‘Ze willen allemaal leren, leren, leren. De deelnemers zijn heel gemotiveerd.’


Praten over het weer

De organisatie van de training heeft uiteenlopende situaties op papier gezet: groente kopen op de markt, iets bestellen in de horeca, een praatje maken over het weer. Het zijn suggesties, de instructeurs kunnen zelf ook allemaal oefeningen verzinnen. ‘Inventariseer welke woorden die horen bij de situatie al bekend zijn bij de leerlingen’, legt Nini uit. ‘En oefen daarna de situatie een paar keer met elkaar of in de groep.’


Zijn sommige woorden of zinnen heel lastig, dan kan een spiekbriefje uitkomst bieden. ‘Net als op de middelbare school: het feit dat dat spiekbriefje in je zak zit, geeft zelfvertrouwen en waarschijnlijk is het niet eens nodig.’ Nog een tip van Nini: dat spiekbriefje kan ook een spraakberichtje op whatsapp zijn – ook handig om lastige woorden met ‘eu’ en ‘au’ nog een keer te oefenen voor de nieuwkomers.


En in de bijeenkomst erna? Evalueren natuurlijk, zegt de groep unaniem. Daar is Nini het mee eens. ‘En uitgebreid complimenteren dat iemand het heeft gedurfd, want het is nogal wat. En kreeg je deelnemer koudwatervrees? Maakt niet uit. Je kunt bespreken wat er nodig is om het volgende keer wél te durven. Misschien was dit een te grote stap, verdeel de opdracht dan in kleinere taken.’


Aan de slag

Joke is ook een van de taalvrijwilligers in de training. Ze is pas een maand bezig met het geven van taalondersteuning. ‘Via een oud-collega hoorde ik over dit vrijwilligerswerk. Ik geef de ondersteuning in de Huesmolen, samen met een andere trainer begeleiden we een groep van tien tot twaalf mensen uit alle windstreken.’ Ze is enthousiast over de training. ‘Ik ga overleggen met de andere trainer hoe we dit in onze taalondersteuning kunnen opnemen. En veel van de materialen kende ik nog niet, maar ik begrijp dat ik die ook kan lenen van Vrijwilligerspunt. Daar ga ik binnenkort mee aan de slag.’


Ongeduldig

Nederlands praten met échte Nederlanders valt niet altijd mee, dat weten de taalvrijwilligers ook. ‘Mensen schakelen snel over op Engels, omdat dat makkelijker is’, zegt een deelnemer. ‘Maar ja, dan kunnen mensen hun Nederlands niet oefenen.’ Nini herkent dat ongeduld bij Nederlanders. ‘Vergeet ook niet dat wij allemaal op een gegeven moment raken afgestemd op de anderstaligen die we begeleiden. We ‘verstaan’ hun Nederlands dan beter. Dat geldt niet voor iedereen. Bovendien heeft niet iedereen de tijd en het geduld om goed te luisteren en nog een keer iets te herhalen.’


Wie ben ik

Bij de borrel achteraf wisselen de taalvrijwilligers tips met elkaar uit. Kwartetten blijkt een goede manier om de woordenschat te vergroten en het praten wat te oefenen. Judith Stoop van Taalhuis, die vertelt dat er een speciaal kwartet beschikbaar is om Nederlands te oefenen. Wie ben ik, het raadspelletje voor kinderen, wordt ook getipt als spelletje om Nederlands te oefenen. ‘Nooit aan gedacht, maar ik kan me voorstellen dat het goed werkt,’ zegt taalvrijwilliger Francis. ‘Dat ga ik de komende bijeenkomst eens uitproberen.’

Deel blogpost